India 1e bezoek

8 okt 2010 tm 15 okt 2010

Delhi
 
Voordat we naar India gaan nemen we eerst een weekje vakantie op Koh Phangan in Thailand. We moeten toch wachten op ons visum voor India, dus combineren we het onaangename, te weten wachten, met het aangename, te weten zon, strand en zee. Op Koh Phangnan gebeurt er eigenlijk niet zoveel, behalve dat we zien dat dit het Ibiza is voor Israël. We verblijven 2 dagen op het Full Moonstrand en een aantal dagen op een resort verderop op het eiland. In de regen spelen we wat Yahtzee en we druipen weer bijgekleurd af naar Bangkok om onze vlucht te gaan halen naar Delhi.
 
 
De vader van Monique, Paul, en zijn vriendin Lenny zijn verliefd op India. Uit deze liefde is onder andere de stichting Zanskar scholen ontstaan. Wij gaan nu ook naar India en vol verwachting klopt ons hart dan ook. Paul heeft voor ons zijn best gedaan om het verblijf zo leuk mogelijk te maken. We zullen van het vliegveld worden opgehaald, het eerste hotel is geregeld en de treinkaartjes voor de volgende bestemming zijn al besteld en geprint. Voor ons volgt dus eventjes een paar dagen een luizenleventje. Wel even lekker om zelf niets te hoeven doen. We komen een klein uurtje vertraagd aan en de deuren van de luchthaven gaan open. Achter deze deur staat een Indiër, natuurlijk met snor, ons op te wachten met een schattig briefje in zijn hand zodat wij hem kunnen herkennen tussen de andere snorren en we weten dat we met hem mee mogen. Het is Rajesh, die we kennen als de broer van, de broer die we weer kennen als de man die bevriend is met Paul en schuil gaat onder zijn alterego Prince. Rajesh legt ons uit dat ze Paul hier beter kennen als Mister Paul. Rajesh brengt ons met zijn kleine witte suzuki naar het Hotel en we duiken een heerlijk mandje in. We zitten sinds lange tijd weer eens in een echt hotel. Een schitterend duizend en een nachten sfeertje hotel, compleet met hemelbed en kaarsjes.
 
Druk druk druk druk afgewisseld met stof en druk druk druk. Dat is de eerste indruk Delhi. altWe lopen van het hotel naar de metro en we krijgen een ouderwets lesje in voordringen, duwen, worstelen en breed maken. Gelukkig zijn de Indiërs gemiddeld niet erg groot en stevig, dus ze geven aardig mee, maar het is vechten om uit de metro te komen. Erin is vaak geen probleem, dan speel je bij het goede team, maar eruit is lastiger. De mensen die erin willen hebben niet door dat het makkelijker gaat als je eerst wat mensen eruit laat. Onze bestemming is Old Delhi. Na wat geduw en getrek komen we bij de hoofdstraat van het oude centrum, Chandni Chowk die eindigt bij het rode fort. Doordat in Delhi de Commonwhealth Games worden georganiseerd zijn er hier en daar wat extra dingetjes georganiseerd, zoals wat mensen die een dansje doen op straat. Heel fleurig in hun traditionele kledij, geaccentueerd met hun artiestenpas om hun nek.
 
Na een wandeling door het rode fort, verrassend genoemd naar de kleur van de stenen, gaan we naar een moskee. De moskee is redelijk aan de grote kant en door de bewaarders van zede krijgen wij bedekkende kledij over onze kuiten en onderarmen. We beklimmen een minaret en zodoende hebben we een leuk uitzicht over Delhi. Door de smog kunnen we niet heel ver zien, maar we denken toch ons hotel te kunnen onderscheiden. Nadat we even uitgewaaid zijn op de top gaan we verder Delhi in. We lopen door de drukke winkelstraatjes waar we weer het Aziatisch principe van de stratenindeling tegenkomen. Iedere straat heeft zijn eigen ding. De dingen zijn van zonnebril tot zijdesjaal en in iedere straat is het druk met mensen, riksja’s, brommers, honden en fietsers. Terwijl we proberen te wennen aan de drukte, het getoeter, en de geuren, is het uitkijken geblazen om niet van de sokken gereden te worden. Nadat we door de kleine winkelstraatjes hebben gedwaald, zoeken we weer de metro op waarbij de worstelshow al begint bij de ticketverkoop. Het is een beetje druk, maar we zijn slim en kiezen de achterste rij uit en al snel hebben we een kaartje bemachtigd. We laten 2 metro’s lopen, die zijn naar onze maatstaven te vol, en we proppen ons in de derde. Al snel zijn we weer bij ons heerlijk hotelletje.
 
Verliefd op India zijn we na dag 1 nog niet. Voorlopig lijkt het een interessant geval, maar wel een die de hele dag in je oor tettert.
 
De volgende dag staat een sightseeing tour met Rajesh op het programma, hij zal ons naar de attracties brengen die te voet niet makkelijk te bereiken zijn. We zijn inmiddels gewend aan het Aziatisch tempo en de tour begint een uurtje of wat later. Tijd voor ons om kennis te maken met de moeder van de broers Prince en Rajesh. Zij heeft een naaiatelier in het 20m2 hokje van het reisbureautje van Prince en Rajesh. Prince zullen we zien bij ons tweede tripje naar Delhi, hij is nu elders voor zaken. We drinken een flesje water en we lachen wat naar moedertje. Tijd om te vertrekken. We gaan allereerst naar de laatste verblijfplaats van Gandhi. Ons allemaal natuurlijk bekend, als was het maar van zijn naam. We lopen met hem mee in zijn laatste voetstappen tot de plaats waar iemand hem van het leven heeft beroofd. Indrukwekkende persoonlijkheid en indrukwekkend daar rond te lopen. Onze tweede toeristische attractie is de Lotus Tempel, de Bahai house of worship. De Lotus Tempel is een tempel die het geloof der geloven uitdraagt, ieder geloof kan in deze tempel zijn geloof uitoefenen. Volgens dit geloof geloven alle geloven hetzelfde, geloof ik. Het is een indrukwekkend gebouw die erg veel weg heeft van een lotus bloem, vandaar de naam. We zijn niet de enige die op dit gebouw zijn afgekomen. Met vele andere Indiërs gaan we in een rij staan waar het doel nog niet geheel duidelijk voor is. We schuifelen mee en het lijkt erop dat we onze tassen en schoenen moeten afgeven. Inderdaad, we krijgen een jutezak aangereikt en daar verdwijnt alles is. Omdat veel geloven natuurlijk uitdragen dat de aardse bagage verworpen moet worden om een vorm van verlichting te krijgen, mogen de rugtassen de tempel niet in. Binnen in de tempel is het niet heel bijzonder, afgezien dat we het bouwwerk van een andere kant kunnen bewonderen. Bij de tempel komen we tot de ontdekking dat wij voor een aantal Indiërs ook een leuke attractie zijn. We worden wat beloerd en we zien wat mobieltjes de lucht in gaan met de lens naar ons gericht. Beetje raar, maar het zal wel, we laten ons plezier hier niet door verstoren. Zoals ook aan de drukte zullen we hier ook wel aan moeten wennen. Na de tempel lezen we nog wat achtergrondinformatie over het geloof in een bijgebouw en we zoeken Rajesh weer op. Op naar de volgende attractie.
 
We parkeren bij Humayuns Tombe, die ons persoonlijk niet zoveel zegt, maar we lezen op een bordje dat ervoor staat, dat deze tombe voor de bekende Taj Mahal er was en dat er meer dan 100 graven in zitten. Deze tempel is gebouwd door de rouwende weduwe van Emperor Humayun, met rode zandsteen en wit marmer. Het ziet er geslaagd uit. We lopen nog wat meer over het terrein en we zien dat er nog meer tombes gebouwd zijn. Soms wat eerder in de tijd, soms wat later. Het is een aardige verzameling.
alt
We zouden nog wat meer attracties zien, maar door de Commonwhealth Games zijn er aantal niet bereikbaar. De hele stad is platgelegd, rijstroken gereserveerd, of wijken afgezet voor wielerevenementen. Wij houden het voor gezien en laten ons door Rajesh afzetten op het station waar we door hem worden gewezen naar de juiste wagon van de nachttrein.
 
We reizen relatief makkelijk naar onze tweede stad van India. De trein rijdt redelijk soepel over het spoor en we krijgen zowaar enkele uurtjes nachtrust. Als we de trein uitkijken zien we langs de hele route mensen over het spoor lopen. We zien andere treinen waar men aan de trein hangt om nog mee te kunnen en men propt zich in alle hoeken en gaten van de trein. Het besef is er weer dat we in een ander land zitten. Het treinverkeer is hier ietwat anders geregeld. In Nederland zou gelijk aan de noodrem worden getrokken als er een levende ziel over het spoor loopt, maar hier wordt even getoeterd en hopen ze maar dat ze niemand raken. De mensen zijn hier meer gewend aan het spoor en wat er overheen walst. Dit is ook een van de redenen waarom we op reis zijn, de verschillen wereldwijd ontdekken en ervaren hoe dingen geregeld zijn.
 
Waar we Delhi wat druk vonden, hopen we nu op een iets rustiger omgeving. Deze hoop was van korte duur, want zodra we het station uitlopen merken we het al: Het is druk in Varanasi.
 
Varanasi
 
We zijn slim geweest door vantevoren een hotelletje te boeken die ons belooft heeft ons op te halen bij het station, als we ze maar even bellen. We zoeken een telefooncel en we gaan maar eens even bellen. Maar nergens een telefooncel te vinden, maar we weten, we zijn in een ver land, dus hier organiseren ze zaken op een geheel eigen wijze. We komen al snel tot de ontdekking dat je hier naar een tafel moet lopen met daarop 1 telefoon. Daar zit een mannetje achter die het nummer voor je indrukt en de verbinding bevestigd, daarna krijgen wij de hoorn en mogen we praten. We krijgen zowaar ons hostel aan de lijn, en we worden binnen 30 minuten opgepikt door iemand van het hostel. Deze meneer regelt voor ons een riksja en we mogen met hem mee.
 
In Varanasi gaat het om 2 dingen, het Hindu geloof en de Ganges, de heilige rivier. Varanasi hadden we in een aantal documentaires voorbij zien komen, al voordat we besloten naar India te gaan en we hadden dus een klein idee wat we konden verwachten. Maar net als met de eerste keer, is de ervaring beleven een ander gevoel dan er van te voren over gelezen, gehoord of gefantaseerd te hebben. Dat het hier bijzonder moet zijn, hebben we wel al snel door. We lopen achter ons Hotelmannetje aan door nauwe straatjes, de riskja kan ons niet bij de deur afzetten, en we zien koeien op straat, we zien mannen met lange baarden en we zien heel veel mensen en ruiken heel veel verschillende geuren, van wierrook tot pis. Als we gesetteld zijn in ons ietwat teleurstellend hotel, gaan we op ontdekking door Varanasi.
 
In Varanasi lopen we wat rond en we lopen voor het eerst naar de Ganges, de rivier waar alles om draait. De rivier heeft diverse gahts waar verschillende dingen zich afspelen. Een Gaht is een brede trap aan de kade die de rivier in verdwijnt. Mensen wassen zich bij de Gahts, wassen naast zichzelf ook de kleren, er vinden crematies plaats aan de Ganges en mensen bidden en doen Yoga bij de rivier. Mister Paul heeft ons geadviseerd om niet te willen begrijpen wat hier gebeurt en dat advies hebben we ter harte genomen. We gaan het niet begrijpen en we zullen het niet begrijpen. Als een Indiër die voor het eerst twee blonde Hollanders ziet, lopen we door Varanasi. We nemen wat foto’s en lachen beleefd. Voordat de schemering valt stappen we in een roeiboot waar we, we zijn natuurlijk al aardig goed in onderhandelen, voor een leuke prijs instappen. De Indiër denkt ons in de maling te nemen door ons wijs te maken dat er drie roeiers nodig zijn voor onze twee personen. Al lachend wijzen we hem op een Indiër op het water die in zijn eentje een boot met aan boord 25 man tegen de stroom in roeit naar de plek van bestemming.
alt
De roeiers nemen ons mee langs de diverse Gahts langs de Ganges. We roeien eerst stroomopwaarts naar de small burning Gath, waar niets gebeurd en vervolgens dobberen op de stroming van de Ganges naar de grote Burning Gaht. Hier worden mensen aangevoerd die gecremeerd worden op een houten brandstapel. De hoogte van de brandstapel vertoont de rijkdom van diegene, oftewel van zijn familie die het hout aankoopt. De overledene is met ceremonieel vertoon in doeken ingepakt en met een heel ritueel wordt het lichaam aangestoken. De oudste zoon heeft de eer de ceremonie te leiden tijdens de crematie. Voor 3 of 4 uur brand het lichaam en daarna worden overblijfselen, vaak het heupbot, in de Ganges gegooid. Bij ons op de roeiboot wordt een priester aan boord geroepen die ons wat verteld over het reilen en zeilen van het cremeren. Als hij aan boord stapt weten we gelijk dat hij geld wil zien, maar hij lijkt een nobel streven te hebben. Hij verzameld geld in voor mensen die zelf geen hout kunnen betalen maar wel graag op de Gaht gecremeerd willen worden. Wij geven hem het equivalent van 1 kilootje hout en hopen maar dat het goed mag branden. Nadat we de crematies van een afstandje hebben bekeken, gaan we terug naar de Hoofd Gaht waar dagelijks een ceremonie plaats vindt. Omdat we dit ook niet gaan begrijpen, zien we een aantal mannetjes met wierook en vuur aan het zwaaien op een muzieknummer waar mantra achtig bij gezongen wordt. Deze ceremonie heet Ganga Aarti en zoals zoveel dingen die we hier zien, zegt dit ons ook niet zoveel. Bij deze ceremonie, die wij bekeken vanaf de waterkant, hoort ook een kleine toegift, die bekend staat als de Kakkerlakken dans. Op de bootjes met toeristen die zich allemaal aan de kade verzameld hebben om de ceremonie te aanschouwen, lopen de kakkerlakken van bootje naar bootje om zo een reactie te krijgen van de mensen die op dat bootje zitten. Zo ook op ons bootje en natuurlijk werd op ons bootje ook gehoor gegeven aan het paniek en het gespring wat bij deze ceremonie hoort.
 
Dag twee zijn we verhuisd naar een ander hostel. We waren niet helemaal blij met de kamer, te klein en zonder ramen, dat we een hotel hebben gevonden wat dichter op de Gahts. Hierbij hebben we een beetje uitzicht op de Ganges en genoeg uitzicht op spelende aapjes. In de ochtend zijn we voor zonsopgang naar de Gahts gegaan om ons te verbazen over de mensen die een duik nemen in het vervuilde water of hun waterflessen ermee vullen. In de ochtend zijn de Gahts bezaaid met pelgrims die zich helemaal inzepen en zich daar lekker afspoelen in de Ganges. 3 uur hebben we daar naar gekeken met naast de ochtend, verbazing in de ogen. In de middag hebben we ons gewaagd aan hun heuze Yoga les. Yoga kent zijn oorsprong in India en hier is dus de plek om het doen. We hebben les gehad van een lachebekkie die ons alles vertelde over Yoga en ons de posities voordeed. Het vogelnestje hoefden we gelukkig niet allebei in perfectie uit te voeren. Het was een leuke les en toen de Amerikaanse, die vertelde dat ze al 25 lessen Yoga had gehad, vroeg hoe de ademhaling in zijn werk ging, konden wij gerust ademhalen, we zaten in een goed beginnersklasje.
 
Onze laatste dag Varanasi hebben wij vermaakt door de rebus van Mister Paul op te lossen. Hij gaf als tip dat we naar Bodnath moesten, een plaats waar boeddha onder een boom heeft gezeten. Met behulp van google, Indiers en de lonely planet, bedachten we dat hij ons naar Sarnath wilde hebben. Dit hebben we dan ook gedaan. In Sarnath zijn ruines van een boeddhistische tempel, waar boeddha zijn eerste preek heeft gehouden. Tevens is er een nazaat van de nazaat van de boom waaronder zijn verlichting tot stand is gekomen. Hier en daar op het terrein zijn wat leuke spreuken te ontdekken:
 
Those who know the Essential to be Essential and the Unessential to be Unessential , dwelling is right thoughts, do arrive. At the Essential.
 
Snap u het, snap ik het.
 
Omdat onze tuktukchauffeur nog niet was uitgekletst, laat hij ons door zijn broer naar een Chinese tempel brengen, 40 meter verderop, alwaar we 2 minuten staan te kijken en we weer terug gaan. In Varanasi gaan we weer eten bij onze favoriete German Bakery. Blijkbaar zijn de Duitsers goed in bakken want overal komen we Duitse bakkerijen tegen. Het smaakt goed, maar iets Duits herkennen we er niet in. We vermaken ons in Varanasi nog meer door naar de verdwaalde blanke medemens te staren en deze te bewonderen. Varanasi zit vol met wereldzwervers, die hier zijn gestrand lijkt het wel. Ze hebben het licht gezien en duiken de spirituele wereld van Varanasi in. De meeste mensen zijn te herkennen aan hun katoenen kleren en verwilderd haar. Verder hebben we de burninggath vanaf de andere kant bekeken, vanaf de wal kant. Lopend door de kringelpaadjes tussen de huizen door vinden we het Hoofd Crematie Gaht, alwaar we op een uitkijkpost mogen zitten. Hier verzamelen de oude en zieken zonder familie zich om hun laatste adem uit te blazen. Hun laatste dagen besteden ze door geld te verzamelen om hout te kunnen kopen voor hun crematie. Achter de spirituele wereld van Varanasi zit ook een goedlopende economie. De een zijn dood is hier een leuke boterham voor de ander. Het geeft enigszins een raar gevoel boven een crematie te bungelen met je hoofd in de rook en hitte van de vuren, al kijkend naar een onbekend lichaam dat zich gewonnen geeft aan de vlammen, maar het is zeer bijzonder en uniek om te ervaren hoe het er in Varanasi aan toe gaat.
 
Verliefd zijn we op India na ons eerste bezoek nog niet. Het blijft interessant, je kijkt je ogen uit, maar het is voorlopig voor ons te druk, te stoffig, te lawaaierig (TOET!!!) en er zijn teveel Indiërs.
 
We zijn voorlopig eventjes opgelucht dat we een maandje mogen bijkomen in Nepal en Tibet waar onze reis zijn vervolg gaat vinden. We verlaten Varanasi met een 1e klas slaapplek in een trein naar Gorakphur, waar we een lokale bus gaan nemen naar Sunauli, de grens met Nepal. Correctie, het klinkt te luxe, het was een 1e klas slaapplek op papier, in de werkelijkheid leek het meer op een aftandse cel in een Afrikaans land.